Stadsecoloog Geert Heyneman uit Gent kan elke dag een salade in zijn gifvrije stad plukken. Maar hij eet ook slakken uit zijn eigen tuin: “Ik bewaar ze in mijn koelkast tot ik er genoeg heb verzameld. Dan was ik ze en maak ze klaar op de klassieke Franse manier.”
Aan hem de vraag wordt in welke stad je het beste ‘van de straat kunt eten’: Amsterdam of Gent (Vlaanderen). Gent lijkt voor te lopen, vooral omdat er al vijf jaar eerder werd gestopt met het spuiten van gif. De gemeente Amsterdam gebruikt sinds 2010 geen pesticiden meer, Gent stopte daar in 2005 al mee.
“Direct toen duidelijk werd dat gemeenten er op termijn mee moesten stoppen is Gent overgestapt op ecologisch groenbeheer”, vertelt Heyneman in 2015. “Dat was een rigoureuze beslissing, maar het effect voor de natuur is groot.”
“Particulieren hebben de stadse natuur in handen”
De grootste stap moet nog worden gezet. “Een nog veel groter effect zal bereikt worden wanneer particulieren wordt verboden om pesticiden te gebruiken. Particulieren hebben een groot deel van de stadse natuur in handen, en veel van hen hebben helaas geen idee waar ze mee bezig zijn. Een boer zal niet snel een overdaad aan gif op zijn land spuiten. Aan de ene kant omdat het veel geld kost, aan de andere kant omdat hij wordt gecontroleerd. Er worden in Europa wel wat voorstellen gedaan voor zo’n verbod, maar de lobby van de gifproducenten is sterk.”
Ook de Amsterdamse stadsecoloog Remco Daalder zag al snel dat een gifvrij beleid niet verkeerd is voor de natuur. “De cijfers liegen er niet om. Vorig jaar ging het heel goed met de bijen – altijd een goede graadmeter voor de natuur. We hebben nu zestig soorten wilde bijen, tien jaar geleden waren dat er vijftig. Dat komt door het gifvrije beleid, maar ook door het stuk ecologisch beheer dat daarbij hoort. Je kunt een grasveldje twintig keer per jaar maaien, zoals dat vroeger ging, of je doet het twee keer per jaar, en dan heb je een mooie bloemenweide. Goed voor de bijen, en het vergt minder onderhoud.”
“Driekwart van de natuur kun je eten”
Driekwart van de natuur kun je eten, vertelt Heyneman. “Die kennis hebben we tegenwoordig niet meer. Vroeger wel. En bij allochtonen zie je het nog, Turkse dames zie ik wel noten rapen en paardenbloemen plukken. Belgen zie ik dat weinig doen.”
Heyneman is een fervent wildplukker. Hij houdt van koken, en als hij honger heeft duikt hij de bosjes om een salade te plukken van bijvoorbeeld avondkoekoeksbloem, grote pimpernel en bessen van de boksdoorn (die in de winkel als dure ‘gojibessen’ worden verkocht).
Of hij raapt wat slakken uit zijn tuin: ‘petit gris’, in Frans culinaire termen. “Die slakken worden door veel tuinliefhebbers bestreden, terwijl ze erg lekker zijn”, vertelt hij. “Ik bewaar ze in mijn koelkast tot ik er genoeg heb verzameld. Dan was ik ze en maak ze klaar op de klassieke Franse manier. Paar minuten laten blancheren, vervolgens de slakken uit hun huisjes halen en een roomsaus met knoflook maken. Voor die saus laat je de slakken gaar worden in een pan waar je eerst knoflook en een sjalotje hebt aangebakken, dan voeg je de room toe en laat je het inkoken.”